In de stad
Romeinse slaven maakten ongeveer een derde van de bevolking uit. Ze kwamen van overal uit het rijk, waren eigendom van hun meester, werden gekocht en verkocht, en hadden geen rechten. Sommige werkten als dienaars in het huishouden, als huisonderwijzers of mijnwerkers. De meester kon hen vrijlaten als beloning voor bewezen diensten.
De Romeinse steden waren omgeven door wallen en hadden openbare poorten en bestrate wegen voor het binnenkomende en buitengaande verkeer. In Rome zelf en in andere belangrijke steden stonden er insulae, flatgebouwen zeg maar, samen met grote en kleine herenhuizen. Ze hadden kleine vensters met luiken en houten deuren aan de straatkant. In de straten hing het lawaai van schreeuwde winkeliers en marktkramers en ratelende karrenwielen.